Category Archives: HERFST

Zoek je familie

Maak kaartjes met daarop de namen van
dieren en leg ze op familie in groepjes bij
elkaar. Bijvoorbeeld vogels: koolmees,
specht, vink. Zeedieren: dolfijn, walvis,
haai. Hoefdieren: paard, zebra, ezel.
Neem evenveel kaartjes als kinderen die
meedoen. Plak de kaartjes op de rug. Je
moet nu je familie bij elkaar zoeken, maar
je mag daar niet bij praten! Wel mag je gebaren
en geluiden maken

Lopen als een dier

Maak een hardloopwedstrijd nog leuker door te lopen als een dier. Neem een afstand van ongeveer 25 meter. Wie legt deze het snelst af huppelend als een konijn? Of als een
kikker? Spring met jutezakken als een kangoeroe. Met een rugzak op je rug kun je kruipen
als een schildpad. Wie is er nu het snelst?

Wereldrecords

LEEFTIJD: 4 jaar en ouder
ZOLANG DUURT HET: 15-30 minuten
VOORBEREIDING: zoek een geschikte plek
DIT HEB JE NODIG: stopwatch, meetlint,
rechte stok

Hardlopen, verspringen, hoogspringen …
veel dieren zijn er erg goed in! Durf jij de
strijd aan te gaan? Vergeet je stopwatch,
rechte stok, meetlint en opschrijfboekje
niet.

Hardlopen
Zoek een plek met een baan van zestig
meter lang. Trek een start- en finishlijn.
Bij het startsignaal begin je te lopen, de
scheidsrechter geeft het signaal en bedient
de stopwatch. Heb je de finishlijn
bereikt, dan zie je op de stopwatch hoe
hard je gelopen hebt. Reken het om naar
het aantal kilometer per uur en kijk van
welke dieren jij hebt gewonnen

Verspringen
Trek op een recht stuk een lijn, neem een
aanloopje en … spring zo ver mogelijk!
Meet de afstand van de lijn tot het punt
waar je op de grond bent gekomen. Welke
dieren springen verder?

Hoogspringen
Hiervoor heb je een rechte stok nodig.
Teken op deze stok met zwarte stift om de
vijf centimeter een lijn. Zet de stok in de
grond. Neem een aanloop en spring in de
lucht op de plek waar de stok staat. Spring
je hoger dan een hond, kat of konijn? Een
hond kan hoger dan 1,20 meter springen,
een wild konijn ongeveer meter en een kat
twee meter

Help de mol

LEEFTIJD: 4 jaar en ouder
ZOLANG DUURT HET: 15-30 minuten
VOORBEREIDING: zet een parcours uit (hoe
ouder de deelnemers hoe groter en
moeilijker het parcours)
DIT HEB JE NODIG: blinddoeken

Heeft een mol ogen? Jazeker, maar hij
kan er bijna niets mee zien. Hoe vind jij
de weg zonder ogen? Zet van tevoren een
parcours uit. Vorm tweetallen, waarbij
één kind geblinddoekt wordt. Met z’n
tweeën loop je het parcours, degene zonder
blinddoek geeft aanwijzingen. Wie is
als eerste bij de finish? Laat jongere kinderen
elkaar vasthouden, want het is best
eng om geblinddoekt te lopen.

Levend stratego

Levend stratego lijkt op vlaggenroof, alleen
heeft elke speler een rang. Maak van
tevoren kaartjes met daarop de cijfers één
tot en met tien. Tien is de hoogste rang.
Word je getikt, dan laat je je kaartje zien.
Ben je hoger in rang, dan win je het kaartje
van de tegenstander en deze moet een
nieuw kaartje halen.

Vlaggenroof

LEEFTIJD: 6 jaar en ouder (speel dit spel met leeftijdsgenoten)
ZOLANG DUURT HET: 45-60 minuten
VOORBEREIDING: zoek een geschikte plek en baken deze af
DIT HEB JE NODIG: 2 vlaggen, voldoende lintjes, kaartjes, snoepjes of andere
voorwerpen
EN DAN NOG DIT: bedenk je eigen spelregels

Dit spel speel je met minimaal tien deelnemers, verdeeld in twee groepen. Spreek van
tevoren de spelregels met elkaar af. Elke groep krijgt zijn eigen vlag en lintjes en verstopt
zijn vlag. Elke speler is gelijkwaardig en krijgt iets mee, bij voorbeeld een steentje
of kaartje. Word je getikt dan ben je af en geef je je steentje aan de tikker. De speler die
getikt is, gaat een nieuw steentje halen.
Het doel is om de vlag van de andere groep te veroveren. Heb je de vlag van de tegenstander
gevonden, dan loop je zo snel mogelijk naar je eigen vlag. Word je getikt, dan
geef je de vlag weer af. Heb je twee vlaggen? Dan heb je gewonnen! En wie heeft de
meeste steentjes?

Natuurbingo

LEEFTIJD: 4 jaar en ouder
ZOLANG DUURT HET: 15-30 minuten
VOORBEREIDING: Zet een route uit;
maak bingokaarten of eierdozen met
afbeeldingen
DIT HEB JE NODIG: Bingokaarten of
eiderdozen, pen

Dit spel is te spelen in verschillende varianten,
bijvoorbeeld met bingokaarten of
eierdoosjes. Afhankelijk van de leeftijd en
de grootte van de groep maak je het spel
makkelijker of moeilijker. Maak meerdere
bingokaarten met voorwerpen, dieren of
planten, die in het gebied te vinden zijn.
Zorg ervoor dat de kaarten niet hetzelfde
zijn. Elke groep gaat met een kaart op
pad en loopt dezelfde route. Welke groep
vinkt het meeste af van de kaart?
Het bingospel met de eierdozen is prima
te combineren met het verzamelen van
spullen uit de natuur. Op de eierdoos plak
je allemaal plaatjes van dingen die je moet
zoeken. Elke groep gaat proberen om het
eierdoosje gevuld te krijgen met de voorwerpen
op het doosje. Denk aan dingen
als kastanje, dennenappel, houtschors,
boomblad enz.

Verstoppertje

Verstoppertje spelen (maar dan écht!)
Maak verstoppertje spelen nog spannender
door je te camoufleren als een dier of
plant. Smeer je gezicht in met modder en
pak een paar takken met bladeren. Een
knap kind dat jou nog weet te vinden.

Omgekeerd verstoppertje
Eén kind verstopt zich en de rest moet
hem zoeken. Wie de verstopper vindt,
gaat bij hem zitten. Ga net zo lang door
tot de hele groep de verstopper gevonden
heeft .

Verstoppertje in de sneeuw
De groep verdeelt zich in tweeën: de verstoppers
en de zoekers. De zoekers kunnen
de verstoppers vinden door de sporen
in de sneeuw te volgen.

Sluipspel                                                                                  Alle kinderen vormen tweetallen. Op het
signaal gaat de helft van de tweetallen
zich verstoppen over een grote afstand.
Zonder geluid te maken, moeten de kinderen
hun partner zien terug te vinden

Tikkertje in alle soorten en maten

Tikkertje, het blijft één van de leukste spelletjes om te doen. We kennen het allemaal wel, maar wist je ook dat je het op heel veel manieren kunt spelen?

ZOLANG DUURT HET: 15-30 minuten
DIT HEB JE NODIG: een lintje voor de tikker, lintjes om de bomen mee te markeren,
2 paraplu’s, hoepels, krijt (afhankelijk van het soort tikkertje)

Regentikkertje
Binnen zitten als het regent? Echt niet. Ga
allemaal naar buiten en neem twee paraplu’s
mee. De spelers met een paraplu zijn
vrij en kunnen schuilen. Je mag maar met
drie personen onder een paraplu staan, de
rest is vrij om getikt te worden. De speler
die het langst onder een paraplu staat,
moet de paraplu verlaten.

Regentikkertje zonder regen
Wijs één tikker aan. De andere kinderen
maken met hun handen een dakje boven
het hoofd. Door de tikker aan te raken,
kunnen de kinderen zich van hun ‘dakje’
bevrijden. Zijn ze hun ‘dakje’ kwijt, dan
zijn ze ook de tikker.

Hoepeltikkertje
Leg een aantal hoepels op de grond of teken
met stoepkrijt een aantal cirkels. Er
mag maar één kind in een hoepel of cirkel
staan, de rest is vrij om getikt te worden.

Bomentikkertje
Zoek een plek met een aantal bomen vlak
bij elkaar. De regel is: één boom meer dan
het aantal deelnemers. Hang om de bomen
die je gebruikt eventueel een lintje.
De kinderen moeten op een signaal naar
een boom rennen die vrij is. Ben je getikt?
Dan ben je de tikker. Bij een boom ben
je vrij .

Dierentikkertje
Dit is het ouderwetse tikkertje, maar dan
met dierennamen. Als de tikker je probeert
te tikken en je roept op tijd de naam
van een dier, dan ben je vrij.

Hurktikkertje
Wijs twee tikkers aan. Kinderen die getikt
zijn, moeten op hun hurken gaan zitten.
Zij kunnen bevrijd worden door kinderen
die nog niet getikt zijn, met een klopje op
de rug. Het doel is dat de tikkers alle kinderen
op de hurken krijgen.

Vossen en dassen
Verdeel de groep in tweeën: de vossen en
de dassen. Teken op de grond vier lijnen:
elke groep heeft zijn eigen thuislijn, de
middelste twee lijnen vormen samen de
startlijn. De vossen en dassen gaan bij
de startlijn staan, waarna de spelleider
iets roept wat waar of niet waar is. Bij –
voorbeeld: ‘Een vis kan vliegen’. Is het
waar dan proberen de vossen de dassen te
vangen, is het niet waar andersom. Achter
de eigen thuislijn ben je veilig. Het
spel eindigt als er geen vossen of dassen
meer zijn.

Pissebeddenproef

Weet jij waar pissebedden het liefst wonen? Met deze proef ontdek je hun
favoriete plek.

DIT HEB JE NODIG:
> schoenendoos
> 10 pissebedden
> een stuk karton zo lang als de
breedte van de schoenendoos
> plastic zak
> water
> zand
ZOLANG DUURT HET: 60 minuten

Leg de plastic zak op de bodem van de
schoenendoos. Deel de schoenendoos in
tweeën door het plaatsen van het stuk
karton. Vul de doos met zand. Eén zijde
maak je vochtig met water, de andere zij –
de niet. Zet in beide stukken vijf pissebedden
en plaats de deksel op de doos.
Kijk na een paar minuten, waar de pissebedden
zitten. Waarschijnlijk allemaal in
het vochtige deel.
Maak nu ook de andere zijde vochtig. De
deksel leg je op het deel waar geen pissebedden
zitten. Kijk na een paar minuten
weer in de doos. Waar zitten ze nu?
Pissebedden houden dus van donkere en
vochtige plekken.