Tikkertje, het blijft één van de leukste spelletjes om te doen. We kennen het allemaal wel, maar wist je ook dat je het op heel veel manieren kunt spelen?
ZOLANG DUURT HET: 15-30 minuten
DIT HEB JE NODIG: een lintje voor de tikker, lintjes om de bomen mee te markeren, 2 paraplu’s, hoepels, krijt (afhankelijk van het soort tikkertje)
Regentikkertje
Binnen zitten als het regent? Echt niet. Ga allemaal naar buiten en neem twee paraplu’s mee. De spelers met een paraplu zijn vrij en kunnen schuilen. Je mag maar met drie personen onder een paraplu staan, de rest is vrij om getikt te worden. De speler die het langst onder een paraplu staat, moet de paraplu verlaten.
Regentikkertje zonder regen
Wijs één tikker aan. De andere kinderen maken met hun handen een dakje boven het hoofd. Door de tikker aan te raken, kunnen de kinderen zich van hun ‘dakje’ bevrijden. Zijn ze hun ‘dakje’ kwijt, dan zijn ze ook de tikker.
Hoepeltikkertje
Leg een aantal hoepels op de grond of teken met stoepkrijt een aantal cirkels. Er mag maar één kind in een hoepel of cirkel staan, de rest is vrij om getikt te worden.
Bomentikkertje
Zoek een plek met een aantal bomen vlak bij elkaar. De regel is: één boom meer dan het aantal deelnemers. Hang om de bomen die je gebruikt eventueel een lintje. De kinderen moeten op een signaal naar een boom rennen die vrij is. Ben je getikt? Dan ben je de tikker. Bij een boom ben je vrij .
Dierentikkertje
Dit is het ouderwetse tikkertje, maar dan met dierennamen. Als de tikker je probeert te tikken en je roept op tijd de naam van een dier, dan ben je vrij.
Hurktikkertje
Wijs twee tikkers aan. Kinderen die getikt zijn, moeten op hun hurken gaan zitten. Zij kunnen bevrijd worden door kinderen die nog niet getikt zijn, met een klopje op de rug. Het doel is dat de tikkers alle kinderen op de hurken krijgen.
Vossen en dassen
Verdeel de groep in tweeën: de vossen en de dassen. Teken op de grond vier lijnen:
elke groep heeft zijn eigen thuislijn, de middelste twee lijnen vormen samen de startlijn. De vossen en dassen gaan bij de startlijn staan, waarna de spelleider iets roept wat waar of niet waar is. Bijvoorbeeld: ‘Een vis kan vliegen’. Is het waar dan proberen de vossen de dassen te vangen, is het niet waar andersom. Achter de eigen thuislijn ben je veilig. Het spel eindigt als er geen vossen of dassen meer zijn.